Waarom ziet niemand dat ik een bedrieger ben, zelfs niet als ik als superwoman op het podium sta?
Ik ben verbaasd. Ik heb net, in mijn Superwoman-pak, een presentatie gegeven. In het Engels. Over the healing superpowers of writing. Over using your pen to make this world a better place.
Lang op geoefend en enthousiast verteld, maar come on. Ik was verkleed in een Superwoman-pak dat ik kocht op een carnavalswebsite. Ik heb gestotterd. Ik ben stukken van mijn verhaal vergeten. En mijn Engels was hier en daar ook maar so so.
Begrijp me niet verkeerd, ik wéét dat ik tevreden moet zijn. De boodschap kwam over, aan de enthousiaste reacties te zien. Maar ergens heb ik, zoals elke keer, het gevoel dat het niet goed genoeg was. Dat het niet meer was dan een flinterdun feel good-verhaaltje. “Weet je wat ik zo leuk vind aan jou?” zegt een collega-spreker. “Je bent schaamteloos. Jij gaat als superwoman op dat podium staan en je dóét het gewoon. Geweldig.” Schaamteloos? schiet het door me heen. Hoezo? Was het zó gênant wat ik deed? Moet ik me eigenlijk schamen? Zie je wel, het was een flutverhaal. Het was een stomme vertoning. Ik kan dit gewoon niet.
Ik bedrieg de boel met dat slappe gelul over schrijven. Hoe lang zullen mensen hier nog intrappen?
Van dit soort gedachten kun je echt last hebben.
Ik vermoedde dat het mijn perfectionisme was dat me in de weg zat. Dus dook ik in de poel van zelfhulpboeken en kwam boven met The Secret Thoughts of Successful Women: Why Capable People Suffer from the Impostor Syndrome and How to Thrive in Spite of It, van Valerie Young. Mijn perfectionisme bleek slechts een deel van het probleem. Het imposter syndrome: ik herkende mezelf direct. Ik ben zo’n bedrieger.
Het bedriegerssyndroom: daar heb je op een podium dus geen moer aan
Mensen die lijden aan het bedriegerssyndroom zijn intelligent en competent genoeg, maar hebben het gevoel nooit te voldoen. Ze schrijven successen altijd toe aan externe factoren en mislukkingen aan eigen falen. Als het goed gaat, dan was het mazzel. Gaat het fout, dan is dat je eigen schuld.
Ik heb altijd geluk gehad met het vinden van werk. Ook toen ik zelfstandige werd vielen klanten voor mijn vlotte babbel en charmante voorkomen, heus niet voor mijn schrijfkwaliteiten. Dat ze me vervolgens twee, drie, tien keer opnieuw inhuurden was vast omdat er geen andere tekstschrijver beschikbaar was op dat moment.
Sjongejonge. Moet jij niet gewoon wat meer zelfvertrouwen kweken?
Gek genoeg heeft het niks met zelfvertrouwen te maken. Ik wéét dat ik leuk kan schrijven een goede tekstschrijver ben. Er zit alleen een hardnekkig stemmetje in mijn hoofd dat mijn successen altijd bagatelliseert en de kleinste foutjes opblaast tot #bigfail.
Het impostor syndrome werd in 1978 voor het eerst beschreven door klinisch psychologen Pauline Clance en Suzanne Imes. Het syndroom komt het meest voor bij succesvolle, hoogopgeleide vrouwen. In een Nederlands onderzoek naar het impostor syndrome van Vreneli Stadelmaier gaf 75% van de ondervraagde vrouwen aan zich te herkennen in de impostor-omschrijving.
Mensen die lijden aan het bedriegerssyndroom:
- Vinden zichzelf nooit goed genoeg
- Zijn nooit tevreden over hun eigen prestaties
- Zijn erg gevoelig voor kritiek
- Weten niet om te gaan met complimenten
- Stellen taken uit omdat ze altijd twijfelen aan hun eigen kunnen
Je herkent ‘bedriegers’ niet snel omdat ze vaak zelfverzekerd en doelbewust overkomen. Maar in werkelijkheid twijfelen ze steevast aan zichzelf. Dat constante gevoel door de mand te vallen werkt voor veel bedriegers verlammend.
Sommigen gaan uitdagingen uit de weg en presteren beneden hun kunnen, waarmee ze hun negatieve zelfbeeld bevestigen. Zie je wel. Het is een self-fulfilling prophecy.
Anderen leggen de lat juist enorm hoog. Ze werken hard en willen absoluut geen fouten maken, want dát is het bewijs dat ze het inderdaad niet kunnen.
Vechten of vluchten, het is beide vermoeiend. Tel daar de stress en de eeuwige teleurstelling in jezelf bij op en je stevent af op een fikse burn-out.
Is er een pilletje voor?
Nee. Het bedriegerssyndroom is geen psychische aandoening, maar een pakket hardnekkige belemmerende overtuigingen. Je innerlijke criticus roept maar wat, op basis van die overtuigingen.
Je ervan bewust zijn dat je last hebt van je belemmerende overtuigingen en erachter komen welke het zijn, helpt enorm. Welke overtuigingen zitten jou in de weg? Ben je een vechter of een vluchter? Welke gedachten en acties kun je ertegenover zetten?
Mij helpt het erover te schrijven.
Lijstjes maken van de dingen die ik wil doen. Erachter zet ik waarom ik ze niet doe. Met stip op nummer 1 staat altijd de reden ‘ik heb er geen tijd voor’ terwijl ik ze eigenlijk gewoon eng vind om te doen. Herken je dat? De ‘geen tijd voor’-smoes is echt de stomste van allemaal. Laat je brein je niet in de maling nemen. Je zult de negatieve gedachten niet 100% kunnen uitbannen, maar je kunt wel leren ze te negeren.
Doe de dingen die je leuk vindt, hoe spannend ook. Vandaag stond ik op een podium, in een Superwomanpak. Het was leuk om te doen en het ging goed. Punt. What’s next?
Lees ook: Wat ik in de keuken leerde van mijn oma over het schrijven van teksten